Wat is een paniekstoornis?
Bij een paniekstoornis heeft iemand meerdere paniekaanvallen in een periode van ongeveer drie weken. Zonder dat er sprake is van opvallende lichamelijke inspanning of zelfs levensgevaar heeft de persoon grote angst. Het gebeurt gewoon. Tijdens de paniekaanval heeft iemand ook last van hartkloppingen, zweten, opvliegers, koude rillingen, trillen of duizeligheid.
Met en zonder agorafobie
De helft van de mensen met een paniekstoornis heeft ook last van agorafobie. In dat geval gaat iemand bepaalde situaties of plaatsen uit de weg, omdat hij bang is voor een nieuwe paniekaanval. Iemand vermijdt bijvoorbeeld grote groepen mensen of gaat niet naar plaatsen waar hij niet snel weg kan komen: in de trein, de bus of het vliegtuig. Ook bruggen, tunnels of plaatsen ver van huis kunnen een paniekaanval uitlokken.
Agorafobie werd vroeger ook wel pleinvrees, straatvrees, ruimtevrees of engtevrees genoemd.
Gaat het over?
Wat we zien is dat de meeste mensen binnen een jaar na de eerste paniekaanval steeds meer klachten hebben. De helft van de mensen heeft een paniekstoornis binnen twee jaar na de eerste paniekaanval. Na een tijdje kunnen de paniekaanvallen minder vaak gaan voorkomen of zelfs ophouden. De kans op terugkeer is echter groot. Slechts 30 tot 50% van de mensen herstelt van de paniekstoornis. Dit betekent dat ze na zes of zeven jaar gedurende een jaar geen paniekklachten meer gehad hebben. Dit wil overigens niet zeggen dat ze weer helemaal goed functioneren en dezelfde kwaliteit van leven terug hebben als voor de paniekstoornis.
Print